Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daarom, gij mensenkind! zeg tot het huis Israels: Gijlieden spreekt aldus, zeggende: Dewijl onze overtredingen en onze zonden [13]op ons zijn, en wij in dezelve [14]versmachten, hoe zouden wij dan [15]leven? 13. Dat is, wij dragen de straffen van dien; vergelijk boven hfdst.32 vs.27; zie Lev.5:1. 14. Volgens Gods dreigementen; vergelijk boven hfdst.24 vs.23; zie aldaar. 15. Gelijk Gij ons belooft, maar [willen zij zeggen] wij bevinden het tegendeel inderdaad; alzo murmureerden zij over Gods plagen, zonder te letten op hunne bekering, waarop de beloften van het leven gingen.